maandag 31 december 2012

emigreren


Mijn mond vormt zich in nieuwe standen. Ik probeer  vreemde, maar mooie klanken te maken. Het klinkt nog niet zo als ik wil. Hoe kan het ook. Ik ben hier pas twee weken. Toch lacht ze, en zegt wat terug,  de vrouw  van de winkel.  Ze wijst naar  brood, olijven en sardines in blik. Ze spreekt  de woorden langzaam uit en ik doe haar na. Ik geloof dat ze me al verstaat.

De veerboot vordert;
reeds wordt mijn eigen oever
de andere oever.
haiku van Pauline Regensburg-Burck

gepubliceerd in Vuursteen, tijdschrift voor haiku, senryu en tanka, Winter 2012, p.118

in grote handen

in grote handen
van top tot teen geborgen
haar eerste glimlach

vrijdag 21 december 2012

zondag 16 december 2012

maandag 10 december 2012

De haas


Door de ruiten van tuindeuren zien we sneeuw met steeds grotere platte vlokken naar beneden schommelen.Wij zijn voor een lezing over middeleeuwse mystiek in een buitenplaats op de Utrechtse Heuvelrug. Het is warm in ons lokaaltje, en de sneeuw lijkt om ons heen te sluiten als een zijden cocon.

De lezing gaat over de waarneembare wereld, de innerlijke en de uiterlijke. De gezichten van de mensen tegenover mij staan aandachtig, dromerig ook. Met krachtige stem leest de inleider iets voor: “Kom onbeduidend mens, laat je zorgen achter en treed binnen in de innerlijke kamers van Mijn geest en overweeg jouw God“. Anselmus van Canterbury schreef dat, bijna duizend jaar geleden, zoekend naar een Godsbewijs in zijn eigen gedachten. Dat ontroert me.
Ineens kijken we allemaal naar een haas, die vanuit de tuin naar ons kijkt. Alsof hij ook meedoet. Sneeuw blijft aan zijn kop en rug plakken als hij met lange achterpoten traag wegloopt naar de witte heuvels verderop in het park.
Daarna is de sfeer anders, meer open. Is dit veroorzaakt door de haas, of door de uitnodiging van Anselmus?

De sneeuwvlokken lijken steeds sneller te dwarrelen. Ik verbeeld me dat ik de fijne uitwaaierende ijskristallen kan zien die aan elkaar plakken. Ik probeer de haas weer te vinden, maar veel zicht is er niet. Op dit moment is er alleen een stil gordijn van zacht vallende sneeuw. Er zit een draaiende beweging in de vlokken. Ik wil er in meegaan. Ik zie traag cirkelende meeuwen boven zee. In de middeleeuwen had ik misschien echte meeuwen gezien, en ook de wijde lucht boven me. Ik had, mijn beelden verder volgend, gevoeld hoe diep en vormeloos het donkere water onder me is. Hoe ver zal ik gaan? Zal ik een visje opduiken? Zal ik terugkomen in het warme lokaal? Of zoeken naar de haas

Teruggevonden
verbonden met het drijfhout
alles is één.

donderdag 29 november 2012

woensdag 28 november 2012

Haar eerste muis


Samen zijn we een middagje winkelen. Mijn dochter laat haar vingers geroutineerd glijden langs een kledingrek. Achter het rek hoor ik een kind zeggen: ”Waarom pas jij dat leuke rokje niet, oma?” Ik ben nieuwsgierig en kijk. De oma zie ik, maar het meisje? Dan zie ik een kleuter in een rolstoel. Hooguit vijf jaar. Of toch ouder? Ze heeft een erg groot vierkant en wat ouwelijk hoofd, omkranst met zwarte krullen. Misschien is ze toch al twaalf of dertien jaar en heeft ze een groeistoornis. Ik kijk naar mijn eigen mooie volwassen dochter, gezond gelukkig. Ik voel hoe ik daar van geniet en mijn hart gaat uit naar het kind in de rolstoel. “Ach kind, een rokje, daar ben ik te oud voor”, klinkt het. Ik begrijp die oma wel. Dan zegt het kind ineens heel hard: “Oude mensen zijn lelijk!”

de jonge kat
slacht haar eerste muis

zondag 18 november 2012

De Postduif, een drieluik


De Postduif 1

Ons pas gekochte Portugese huis is nog een lemen bouwval. Maar het gaaat mooi worden.We werken hard in het voor ons ongewoon schelle zonlicht. In de avond wandelen we over een ezelspaadje langs het beekje naar het dorp. De roze oleander bloeit uitbundig. Schildpadden koesteren zich op platte stenen die uitsteken boven het water. In de nacht, in het licht van de volle maan, lopen we hand in hand terug over het stenige pad, en luisteren naar de krekels. Het is een droom.

Aan het eind van de zomer begint het te regenen. Het stuwmeer, we wonen vlak naast de dam, loopt vol en de overstort vult het nu aanzwellende riviertje. Met de jeep kunnen we nog net het water oversteken. Ons ezelspaadje is overstroomd. Joop gaat de laatste tijd vaker alleen naar het dorp. Hij speelt domino met de mannen in het café. Soms komt hij zingend en naar wijn ruikend thuis. Het verraste mij dat Joop dat dorpsmannengedoe wel leuk vindt. Maar, wat weet ik eigenlijk van zijn verleden? Toen ik hem twee jaar geleden tijdens mijn stage ontmoette, viel ik als een blok voor hem. Ik stelde geen vragen. En dat doe ik nog steeds niet. Vaak zitten we zwijgend te luisteren naar de regen die in dikke stralen van de dakpannen glijdt. Op een dag verbreekt hij die stilte.

‘Als je je vader  nog levend wil zien, moet je nu komen’. Hij leest mij een brief van zijn zus  voor. ‘De trut’, roept hij. Dan stopt hij de brief in zijn broekzak en begint huilend zijn koffer te pakken. 'Niet bellen, ik schrijf je wel... Ik ben zo snel mogelijk terug.' Hij maakt een korte beweging naar mijn buik. Ik ben zwanger, we weten het nog maar net. Dan  rijdt hij weg. Ik heb niet veel kunnen zeggen. Pas veel later realiseer ik mij dat ik die brief nooit gelezen heb.

nog aardedonker
vuurvliegjes zigzaggen
in de zomernacht
  

De Postduif 2

Ik  wacht nu al weken. Het is winter geworden en kouder dan ik dacht. Ik heb geen buren dichtbij. Sinds de stuwdam is aangelegd zijn veel huizen verlaten. Onder de helderblauwe waterspiegel liggen hele dorpen. Wegen eindigen hier plotseling in het meer.

Dit is wat wij wilden. Een totaal nieuw leven.Wonen in een warm land, waar ruimte is. In de natuur leven. Eenvoud. 
Ik heb er nu een beetje veel van: drinkwater uit de put, geen elektriciteit. Nu ben ik ook nog alleen en zonder auto. Wat zou dat heerlijk zijn, een bad in plaats van de waterbak, een echte wc, verwarming, een koelkast, telefoonbereik en internet, en een eigen auto. 

Ik verzoen mij ermee,dat ik deze winter nagenoeg afgesloten ben van de bewoonde wereld. Primitief leven. Met een kapmes en hoge laarzen vanwege de distels en scherpe stenen, loop ik nu een omweg naar het dorp, over de heuvels. Zo kan ik de rivier vermijden. Zal ik op het postkantoor nu eindelijk zijn ouders bellen? Of vrienden bellen?
De vrouw van het postkantoor schudt haar hoofd als ik vraag of er post voor me is. Ik zal nog wat geduld moeten hebben.

Weer thuis gooit een windvlaag de deur open. Als ik de deur gesloten heb en gebarricadeerd, draai ik de olielamp wat op. Het gaat stormen.
Regen klettert nu met dikke stralen op het dak. Ik hoop dat alles het houdt en het binnen droog blijft vannacht. En dan nog: het droge huis wil ik liever niet delen met de dikke honderdpoten en zwarte ratten die ook graag droog blijven. Gisternacht vond ik een honderdpoot in bed.

knipoogt hij naar mij?
de  gekko boven de deur
wij sluiten vrede


De Postduif 3


De volgende dag zie ik prachtig blauw door een kier van het slaapkamerluik. De Japanse mispel heeft een tak verloren, en de flagstones van het terras zijn uitgespoeld en verzakt, maar verder valt de stormschade mee.
Vlak voor het huis, misschien drie meter bij me vandaan naast omgewaaide bloempotten, staat een duif naar me te kijken. Hij ziet er slecht uit. Mager, en als ik voorzichtig naar hem toeloop, zie ik dat hij niet meer kan vliegen. Ik pak een schoteltje, doe er wat brood en rijst op, en zet dat met een bakje water in zijn buurt. De duif draait zijn kopje naar mij toe en kijkt me aan. Hij knippert met zijn ronde oogjes. Ik ga voorzichtig naar achteren en in de deuropening staan. Dan pikt hij achter elkaar het schoteltje leeg.

De duif zit ondertussen al die tijd op de rand van het terras wat te dommelen. Af en toe schudt hij zijn veren uit. Ik heb gezien dat hij een ringetje om zijn pootje heeft. Misschien is iemand een postduif kwijt in het dorp.

Maar de duif is van niemand. Ze zeggen dat hij wel verdwaald zal zijn. Of te moe na de storm. Tegen het donker vliegt hij naar het bos aan de overkant van het dal, maar de volgende ochtend zit hij weer te wachten tot ik naar buiten kom met een schoteltje voer en water. Dan blijft hij de hele verdere dag bij mij.

Ik strijk over mijn al groeiende buik en glimlach. Ik merk dat ik heel blij ben geworden van die duif. We hebben echt wat samen. Hij is zeker al drie weken hier.
Ik kijk door de deuropening naar buiten. De duif zit bij zijn etensbakje. Ik heb ongebrande pinda’s voor hem gekocht en hij schijnt dat extra lekker te vinden. Hij ziet er ook veel beter uit, met glimmende veren.

De vrouw van het postkantoor schudde haar hoofd al toen ik binnenkwam. Dan ga ik terug naar huis en besluit eenvoudig te blijven wachten. Wel heb ik eindelijk echt duivenvoer kunnen krijgen. Maar de duif zie ik niet. Ik zoek overal en roep zijn naam: Duif!  Hij kan niet weg zijn gegaan. Uitgerust was hij allang, dus er moet iets gebeurd zijn. Anders was hij al eerder weggevlogen. Ik maak zijn schoteltje  met lekkere hapjes, en zet het bij de deur.

voor de aardbeving
was het duidelijk hoorbaar
te stil geweest


vrijdag 12 oktober 2012

dinsdag 11 september 2012

vrijdag 24 augustus 2012

donderdag 16 augustus 2012

woensdag 8 augustus 2012

maandag 16 juli 2012

zaterdag 14 juli 2012

donderdag 12 juli 2012

zaterdag 7 juli 2012

zondag 1 juli 2012

Pinto


Pinto



Mijn zus kreeg voor haar verjaardag een Shetland pony. Ze noemde hem Pinto, omdat bonte indianenpaarden zo genoemd worden. Wij hielden meteen van Pinto.Vooral toen we hoorden dat hij een ‘verleden’ had, met veel slaag en een dronken baas, vonden we hem extra lief. Pinto zou het geweldig hebben bij ons. Hij mocht in de wei met Betsie, het Poolse paard van de boer die naast ons vakantiehuisje woonde in een grote boerderij.

het gebogen hoofd

het gebogen hoofd
richt zich op en glimlacht
lindebloesem

dinsdag 19 juni 2012

zondag 17 juni 2012

zondag 3 juni 2012

Stekje

 

Deze winter hebben we de geraniums overgehouden. In maart heb ik stekjes genomen en nu, eind mei bloeien ze. Ze zijn nog niet zo vol in bloei als geraniums die je kunt kopen, maar ik ben er ingehouden trots op. Een kinderlijk blij gevoel klopt in mijn borst. Maar in plaats van iets te zeggen tegen wie het maar wil horen, zeg ik niks.
Ik denk aan het eerste stekje. Het was zo klein toen ik het kreeg in de vierde klas van de basisschool. Ik nam het stekje voorzichtig lopend mee naar huis om het daar te verzorgen. Aan het eind van het schooljaar mocht ik het plantje naar een tentoonstelling brengen, waar een jury zou bepalen wie het beste voor zijn plantje had gezorgd. Ik wist haast zeker dat ik die wedstrijd zou winnen, want ik zorgde heel erg goed voor mijn stekje. Eerst binnen op de vensterbank, en later in steeds grotere potten op een zonnige plek in de tuin. Toen het bijna tijd was de plant naar de wedstrijd te brengen, kwam hij tot aan mijn borst en kon ik het zelf onmogelijk meer dragen. Hij was prachtig geworden. Vol met rode bloemen. Mijn vader zou me wel helpen als het echt zover was. Een paar dagen voor de wedstrijd verfde hij de kozijnen van ons huis. Kleine witte verfspatten kwamen op vrijwel alle blaadjes van mijn geranium. Er viel niets meer aan te doen. Als ik de bespatte blaadjes en bloemen weg zou halen, bleef alleen het skelet van de geranium over. Iedere ochtend keek ik of  de spatten misschien vanzelf waren weggegaan. Ik dacht, ze zullen toch wel zien dat de plant zonder goeie verzorging nooit zo groot, gezond en mooi zou zijn geworden. Natuurlijk weet de jury wel dat een kind het huis niet verft, zei mijn vader. Samen brachten we de geranium, met een kaartje met mijn naam en leeftijd erop naar de tentoonstelling. De volgende dag was de prijsuitreiking. Mijn geranium had niet gewonnen. Ik vond hem terug op een aparte tafel. Er hing een rood kaartje aan: Verwaarloosd! stond erop.
lopen  langs de vliet
hand door rijpe grashalmen
jaagpad naar vroeger


maandag 28 mei 2012

woensdag 16 mei 2012

hij vliegt en valt
in en uit de schaduwen
vleermuis in de tuin

woensdag 9 mei 2012

Urnenmuur

Voor altijd gezamenlijk ingebouwd in de urnenmuur. Zouden ze nog altijd kibbelen?
Zouden ze zich nog het geluid herinneren van zwiepende takken in de eerste najaarsstorm?
Hoe ze hun koude handen warmden aan de centrale verwarming, naar buiten kijkend door het antieke vensterglas van hun woonboerderij.
De kleine vuistbijl
wordt langzaam warm in mijn hand
Een brug in de tijd

dinsdag 8 mei 2012

Een eigen kamer

Een eigen kamer

Ik ben elf jaar en heb een nieuwe kamer. Het is de grootste slaapkamer van
het huis. Daarom staan er meubels in die van mijn oma zijn geweest. Twee
grote gebloemde fauteuils en een glanzende notenhouten kast. De kast mag ik
gebruiken voor mijn spullen en mijn kleren. Eén lade zit op slot. Altijd al.
In de keukenla is een houten doos met oude sleutels. Niemand weet meer op welk slot deze sleutels passen. Maar één kleine zwarte sleutel hoort bij de kastlade, heb ik ontdekt.

Als ik hem opendoe, zie ik kris-kras allemaal brilletjes liggen. Sommige zijn zonder glas. Ook liggen er twee brilletjes met één inklapbaar pootje. Ik ben erg geschrokken. Het is alsof oma in die la zit. Ik durf de brillen haast niet aan te raken. Toch zet ik er een op. Ik kijk in de spiegel, maar ik word tureluurs en kan niet goed zien hoe het mij staat. Ik leg het brilletje terug. Ineens voel ik me teleurgesteld. Ik doe het laatje weer op slot en loop naar buiten.

bewegend licht
druppels met regenboogjes
aan kale twijgen