donderdag 29 november 2012

woensdag 28 november 2012

Haar eerste muis


Samen zijn we een middagje winkelen. Mijn dochter laat haar vingers geroutineerd glijden langs een kledingrek. Achter het rek hoor ik een kind zeggen: ”Waarom pas jij dat leuke rokje niet, oma?” Ik ben nieuwsgierig en kijk. De oma zie ik, maar het meisje? Dan zie ik een kleuter in een rolstoel. Hooguit vijf jaar. Of toch ouder? Ze heeft een erg groot vierkant en wat ouwelijk hoofd, omkranst met zwarte krullen. Misschien is ze toch al twaalf of dertien jaar en heeft ze een groeistoornis. Ik kijk naar mijn eigen mooie volwassen dochter, gezond gelukkig. Ik voel hoe ik daar van geniet en mijn hart gaat uit naar het kind in de rolstoel. “Ach kind, een rokje, daar ben ik te oud voor”, klinkt het. Ik begrijp die oma wel. Dan zegt het kind ineens heel hard: “Oude mensen zijn lelijk!”

de jonge kat
slacht haar eerste muis

zondag 18 november 2012

De Postduif, een drieluik


De Postduif 1

Ons pas gekochte Portugese huis is nog een lemen bouwval. Maar het gaaat mooi worden.We werken hard in het voor ons ongewoon schelle zonlicht. In de avond wandelen we over een ezelspaadje langs het beekje naar het dorp. De roze oleander bloeit uitbundig. Schildpadden koesteren zich op platte stenen die uitsteken boven het water. In de nacht, in het licht van de volle maan, lopen we hand in hand terug over het stenige pad, en luisteren naar de krekels. Het is een droom.

Aan het eind van de zomer begint het te regenen. Het stuwmeer, we wonen vlak naast de dam, loopt vol en de overstort vult het nu aanzwellende riviertje. Met de jeep kunnen we nog net het water oversteken. Ons ezelspaadje is overstroomd. Joop gaat de laatste tijd vaker alleen naar het dorp. Hij speelt domino met de mannen in het café. Soms komt hij zingend en naar wijn ruikend thuis. Het verraste mij dat Joop dat dorpsmannengedoe wel leuk vindt. Maar, wat weet ik eigenlijk van zijn verleden? Toen ik hem twee jaar geleden tijdens mijn stage ontmoette, viel ik als een blok voor hem. Ik stelde geen vragen. En dat doe ik nog steeds niet. Vaak zitten we zwijgend te luisteren naar de regen die in dikke stralen van de dakpannen glijdt. Op een dag verbreekt hij die stilte.

‘Als je je vader  nog levend wil zien, moet je nu komen’. Hij leest mij een brief van zijn zus  voor. ‘De trut’, roept hij. Dan stopt hij de brief in zijn broekzak en begint huilend zijn koffer te pakken. 'Niet bellen, ik schrijf je wel... Ik ben zo snel mogelijk terug.' Hij maakt een korte beweging naar mijn buik. Ik ben zwanger, we weten het nog maar net. Dan  rijdt hij weg. Ik heb niet veel kunnen zeggen. Pas veel later realiseer ik mij dat ik die brief nooit gelezen heb.

nog aardedonker
vuurvliegjes zigzaggen
in de zomernacht
  

De Postduif 2

Ik  wacht nu al weken. Het is winter geworden en kouder dan ik dacht. Ik heb geen buren dichtbij. Sinds de stuwdam is aangelegd zijn veel huizen verlaten. Onder de helderblauwe waterspiegel liggen hele dorpen. Wegen eindigen hier plotseling in het meer.

Dit is wat wij wilden. Een totaal nieuw leven.Wonen in een warm land, waar ruimte is. In de natuur leven. Eenvoud. 
Ik heb er nu een beetje veel van: drinkwater uit de put, geen elektriciteit. Nu ben ik ook nog alleen en zonder auto. Wat zou dat heerlijk zijn, een bad in plaats van de waterbak, een echte wc, verwarming, een koelkast, telefoonbereik en internet, en een eigen auto. 

Ik verzoen mij ermee,dat ik deze winter nagenoeg afgesloten ben van de bewoonde wereld. Primitief leven. Met een kapmes en hoge laarzen vanwege de distels en scherpe stenen, loop ik nu een omweg naar het dorp, over de heuvels. Zo kan ik de rivier vermijden. Zal ik op het postkantoor nu eindelijk zijn ouders bellen? Of vrienden bellen?
De vrouw van het postkantoor schudt haar hoofd als ik vraag of er post voor me is. Ik zal nog wat geduld moeten hebben.

Weer thuis gooit een windvlaag de deur open. Als ik de deur gesloten heb en gebarricadeerd, draai ik de olielamp wat op. Het gaat stormen.
Regen klettert nu met dikke stralen op het dak. Ik hoop dat alles het houdt en het binnen droog blijft vannacht. En dan nog: het droge huis wil ik liever niet delen met de dikke honderdpoten en zwarte ratten die ook graag droog blijven. Gisternacht vond ik een honderdpoot in bed.

knipoogt hij naar mij?
de  gekko boven de deur
wij sluiten vrede


De Postduif 3


De volgende dag zie ik prachtig blauw door een kier van het slaapkamerluik. De Japanse mispel heeft een tak verloren, en de flagstones van het terras zijn uitgespoeld en verzakt, maar verder valt de stormschade mee.
Vlak voor het huis, misschien drie meter bij me vandaan naast omgewaaide bloempotten, staat een duif naar me te kijken. Hij ziet er slecht uit. Mager, en als ik voorzichtig naar hem toeloop, zie ik dat hij niet meer kan vliegen. Ik pak een schoteltje, doe er wat brood en rijst op, en zet dat met een bakje water in zijn buurt. De duif draait zijn kopje naar mij toe en kijkt me aan. Hij knippert met zijn ronde oogjes. Ik ga voorzichtig naar achteren en in de deuropening staan. Dan pikt hij achter elkaar het schoteltje leeg.

De duif zit ondertussen al die tijd op de rand van het terras wat te dommelen. Af en toe schudt hij zijn veren uit. Ik heb gezien dat hij een ringetje om zijn pootje heeft. Misschien is iemand een postduif kwijt in het dorp.

Maar de duif is van niemand. Ze zeggen dat hij wel verdwaald zal zijn. Of te moe na de storm. Tegen het donker vliegt hij naar het bos aan de overkant van het dal, maar de volgende ochtend zit hij weer te wachten tot ik naar buiten kom met een schoteltje voer en water. Dan blijft hij de hele verdere dag bij mij.

Ik strijk over mijn al groeiende buik en glimlach. Ik merk dat ik heel blij ben geworden van die duif. We hebben echt wat samen. Hij is zeker al drie weken hier.
Ik kijk door de deuropening naar buiten. De duif zit bij zijn etensbakje. Ik heb ongebrande pinda’s voor hem gekocht en hij schijnt dat extra lekker te vinden. Hij ziet er ook veel beter uit, met glimmende veren.

De vrouw van het postkantoor schudde haar hoofd al toen ik binnenkwam. Dan ga ik terug naar huis en besluit eenvoudig te blijven wachten. Wel heb ik eindelijk echt duivenvoer kunnen krijgen. Maar de duif zie ik niet. Ik zoek overal en roep zijn naam: Duif!  Hij kan niet weg zijn gegaan. Uitgerust was hij allang, dus er moet iets gebeurd zijn. Anders was hij al eerder weggevlogen. Ik maak zijn schoteltje  met lekkere hapjes, en zet het bij de deur.

voor de aardbeving
was het duidelijk hoorbaar
te stil geweest